donderdag 13 maart 2014

Verstilde stedepracht

Stadsgezichten
Column nr 312 dd 13 maart 2014

Alweer tien jaar terug moesten de derdejaars studenten Kunstgeschiedenis een essay schrijven in het kader van collectie-onderzoek. Het werkcollege dat onder verantwoording viel van vier docenten, waarvan er twee daadwerkelijk de colleges gaven, omvatte het volgende:
-determineren en beschrijven van fysieke en formele kenmerken van enkele objecten en het beoordelen ervan
-kritisch analyseren en vergelijken met catalogusentries en digitale registratiesystemen en vastleggen eigen bevindingen.
-het zoeken naar informatie over geschiedenis van objecten
- het presenteren van onderzoeksresultaten in kritische en kunsthistorisch verantwoorde catalogusentries.
Ter verduidelijking een entry is een kunsthistorische beschrijving van een kunstobject. Een studieonderdeel dat buitengewoon boeiend was omdat het veel behelsde en de toekomstige kunsthistoricus de middelen gaf om zelfstandig onderzoek te doen. Je kon uit een aantal onderwerpen kiezen en gekozen werd voor stadsgezichten. Gekozen werd onder meer een stadsgezicht van Cornelis Springer die de Zuiderbuitenhaven in Enkhuizen had geschilderd. Het werk hangt in het Rijks te Amsterdam. Gezien de geringe afstand naar de West-Friese havenstad Enkhuizen, werd gezocht naar de plek waar Springer had staan schilderen. Die locatie was te vinden en het geschilderde bruggetje bestaat nog steeds. Vastgesteld werd dat niet alle panden overeenkwamen met de huidige, maar dat Springer andere panden uit de stad ertussen voegde. De andere panden waren stadsgezichten in Amsterdam en Rhenen en van deze waren de locaties van de schilders moeilijker vast te stellen, maar het essay wilde een link leggen met de grote zeventiende eeuwse stadsgezichtenschilders als Berckheide, Saenredam en Vermeer. Mijn oorspronkelijke versie met een schilderij van Kaspar Karssen die het oude beursgebouw te Amsterdam  had geschilderd, vond in de ogen van de docenten en ook van een aantal collega's geen genade  als stadsgezicht, omdat Karssen het binnenplein schilderde en het schilderij alleen een kijkje liet zien van de aangrenzende straat. De discussie was niet te winnen en derhalve werd besloten om het schilderij van Willem Witsen :De Oude Schans te Amsterdam op te voeren als onderzoeksobject. Daartoe was een bezoek aan het depot van het Stedelijk Museum onvermijdelijk, Dat depot ligt op het industrieterrein pal als je de Coentunnel uitkomt. Afspraak gemaakt en het schilderij was uit de stelling gehaald. Daar stond in de opslag ook dat kunstwerk van Jeff Koons : Ushering in banality, een persiflage op het geloof, een kunstwerk dat veel kritiek opriep en waarover eindeloos in de pers was geschreven. Maar het ging om het werk van Willem Witsen. Het werk werd opgemeten, bekeken, de verflaag en andere bijzonderheden genoteerd en met deze gegevens kon het essay verder uitgewerkt worden. De andere werken waren van Wouter van Troostwijk : wintergezicht bij het  Raampoortje. Van Charles Rocussen : De osjessluis bij de Kalverstraat en als laatste werk van Jan Weissenbruch ; Straatje te Rhenen. In het essay staat het volgende te lezen: Jan Weissenbruch heeft de stoffage van het schilderij beperkt tot twee converserende vrouwen in het zonlicht met boodschappentas en melkkan, verder nog een hond op straat en wat figuranten in de schaduw. Het straatje bestaat niet meer en het schilderij heeft derhalve voor Rhenen historische betekenis.
Hieronder volgt de afbeelding van dit schilderij en nog twee andere schilderijen, een van Jan en de ander van zijn naamgenoot J.H. Weissenbruch.
Geniet, wees creatief en vol goede moed, zing, dans, sport en maak er wat van en wees een prettig medemens.
Kunstboeken, lezingen, essays, taxaties etc. j.j.jong@quicknet.nl
drsjjj, artes admirans


Straatje te Rhenen  van Jan Weissenbruch
 
 
 
 
 
Links de Prinsengracht te Den Haag van Jan Weissenbruch en rechts een Strandgezicht van J.H. Weissenbruch

Geen opmerkingen:

Een reactie posten